Toelating VO - Van Po naar Vo
PO Raad VO Raad

Het Toetsbesluit PO heeft gevolgen voor de toelating van leerlingen tot het voortgezet onderwijs. Daarnaast heeft de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet passend onderwijs gevolgen voor de toelating van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.

Wat niet verandert, is dat vo-scholen een eigen toelatingsbeleid kunnen hebben op basis van de grondslag van de school en aanvullende toelatingseisen kunnen stellen voor profielklassen (tto, kunst, dans, sport). Ook kan de school een eigen beleid voeren voor de plaatsing van leerlingen. Scholen kunnen bijvoorbeeld een lotingsprocedure uitvoeren of voorrang geven aan broertjes of zusjes. Voorwaarde is dat het toelatingsbeleid van de school consistent en transparant is.

Van Po naar Vo

Schooladvies leidend

Basisscholen geven alle schoolverlaters vóór 31 januari het  schooladvies en deze wordt tussen 15 maart en 24 maart mogelijk heroverwogen op basis van het toetsadvies. Het schooladvies is gebaseerd op observaties en resultaten van meerdere jaren en geeft de vo-school een breed beeld van de leerling. Het schooladvies isleidend bij de toelating tot het voortgezet onderwijs. De vo-school mag een leerling, na overleg met de leerling en de ouders, hoger plaatsen dan het advies van de basisschool aangeeft. Plaatsing in een lager schooltype is alleen mogelijk op verzoek van de ouders/de leerling, in overleg met de vo-school.

De doorstroomtoets levert aanvullende informatie op. De toets is een ‘second opinion’,  een onafhankelijk tweede gegeven. Dat geldt voor alle leerlingen, dus ook voor leerlingen voor wie een tweede gegeven voorheen niet verplicht was: leerlingen met een advies voor de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte of gemengde leerweg (al dan niet met lwoo). De vo-school kan ook te maken hebben met leerlingen zonder onafhankelijk tweede gegeven. Sommige leerlingen zijn namelijk niet verplicht om de doorstroomtoets te maken. Zij hebben alleen een schooladvies.

In sommige regio’s is een loting onderdeel van de po-vo-procedure. Een vo-school met overaanmelding kan een loting uitvoeren onder de aangemelde leerlingen. Voor de plaatsing van de leerlingen die zijn ingeloot, is het schooladvies leidend.

Toelaatbaarheidsverklaring vso

Voor toelating in het vso moet het samenwerkingsverband vo een toelaatbaarheidsverklaring afgeven. De school waar een leerling is aangemeld, heeft zorgplicht. In principe vraagt dus de vso-school (en niet de ouders) deze verklaring aan. Geeft het samenwerkingsverband deze verklaring niet af, dan houdt de aanvragende school de zorgplicht. Zowel de school als de ouders kunnen bezwaar maken tegen het besluit van het samenwerkingsverband.

Zorgplicht

Met de invoering van de Wet passend onderwijs hebben scholen (po en vo) een zorgplicht voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. De school moet elke aangemelde leerling met extra ondersteuningsbehoeften een passende onderwijsplek bieden. Is de school zelf niet in staat om de leerling de benodigde ondersteuning te geven, dan moet zij op zoek gaan naar een andere school voor deze leerling. Hiervoor werken scholen samen in (regionale) samenwerkingsverbanden. Binnen zes weken moet de leerling een passende onderwijsplek hebben. Deze termijn mag met maximaal vier weken worden verlengd.

Ouders die hun kind op meerdere scholen hebben aangemeld, moeten aangeven welke school hun voorkeur heeft. Deze school heeft de zorgplicht. Er zijn regio’s waar ouders hun kind maar bij één school kunnen aanmelden.

De zorgplicht geldt voor alle leerlingen die zijn ingeloot. Loting gaat dus vooraf aan de zorgplicht.

Om scholen te helpen bij de uitvoering van de zorgplicht, heeft het ministerie van OCW een stroomschema ontwikkeld voor de toelating van leerlingen met speciale ondersteuningsbehoeften.

Geen extra kosten

De vo-school neemt voor de toelating geen extra toetsen en testen af om het niveau van de leerling nader te bepalen, bijvoorbeeld een toelatingsexamen of een psychologisch onderzoek. Ook mag zij, naast de doorstroomtoets, geen extra gegevens als tweede gegeven gebruiken of eisen, bijvoorbeeld de Entreetoets (groep 7), toetsen van het leerlingvolgsysteem of een IQ-test. Zodra de leerling is toegelaten mag de vo-school wel extra informatie opvragen in het kader van plaatsing.

Basisscholen en vo-scholen hebben alle ruimte om op regionaal of lokaal niveau afspraken te maken over de overstap van leerlingen en de gegevens die zij hierbij gebruiken en overdragen. Zo kunnen zij afspreken welke gegevens basisscholen gebruiken bij het opstellen van het schooladvies en hoe zij deze gegevens in dit advies laten ‘meewegen’.

In de volgende situaties mag de vo-school in het kader van de toelating de kennis en vaardigheden van de leerling wél zelf toetsen:

  • Er is voor de leerling geen schooladvies opgesteld en/of de leerling heeft geen doorstroomtoets gemaakt, bijvoorbeeld omdat hij van een particuliere school of uit het buitenland komt.
  • Scholen met een bijzonder profiel (dat specifieke kennis en vaardigheden vereist), mogen voorafgaand aan de toelating, de profielspecifieke kennis en vaardigheden van leerlingen toetsen. Zo mogen bijvoorbeeld tweetalige scholen of Topsport Talentscholen de Engelse taalvaardigheid of de sportprestaties van leerlingen toetsen. De school mag niet toetsen of de leerling geschikt is voor een bepaald onderwijsniveau (dat staat al in het schooladvies), maar alleen of de leerling de vaardigheden beheerst die zijn gerelateerd aan het specifieke profiel van de school.

Onderbouwrendement

Als het toetsadvies hoger uitvalt dan het schooladvies, past de basisschool het schooladvies naar boven aan. Leerlingen waarover twijfel bestaat, dienen in het voortgezet onderwijs op een zo hoog mogelijk niveau in te stromen. Dit heeft geen negatief effect op het onderbouwrendement van de vo-school: blijkt aan het einde van de onderbouw dat de leerling het aangepaste (hogere) advies niet aankan en gaat de leerling toch naar het oorspronkelijk geadviseerde (lagere) schooltype, dan is dit niet nadelig voor het onderbouwrendement. De inspectie baseert zich bij de berekening van het onderbouwrendement op het oorspronkelijke advies van de basisschool (en dus niet op het naar boven bijgestelde advies). Hoger plaatsen kan voor de vo-school dus alleen maar positief uitpakken in het kader van het onderbouwrendement.